Er zijn omstandigheden die je het gevoel geven dat ze energie slurpen. Dit kunnen omstandigheden zijn op het werk en ook thuis. Het gevoel kun je krijgen naar aanleiding van concrete zaken: te hoge werkdruk, drukte op straat, ziekte, of pijn. Maar ook naar aanleiding van gevoelens: je ziet ergens tegenop of je bent ergens bang voor. Gelukkig zijn er ook dingen waaraan je je oplaadt: een kort gesprekje met iemand die je begrijpt, genieten van muziek, kijken naar een spelende kat, of een wandelingetje in de natuur. Iedereen heeft zo zijn eigen opladers.
Energiegevers en energievreters zijn voor iedereen verschillend. Wat voor mij een energievreter is, is voor jou misschien juist wel een energiegever. Wel zijn energiegevers en energievreters bijna altijd activiteiten of personen waar je in het dagelijks leven mee te maken krijgt.
Het woord zegt het eigenlijk al. Energievreters zijn activiteiten of personen die energie vreten. Iedere keer dat je deze activiteiten gedaan hebt, voel jij je futloos. Energievreters kunnen je zelfs negatieve gevoelens bezorgen. Dat levert op zijn beurt weer stress op. Als jij niet ‘nee’ zegt tegen deze situaties zal jij over je eigen grens gaan. Hier moet je echt voor oppassen! Het pleegt namelijk een enorme aanslag op je energievoorraad.
Wanneer we ons apart richten op energievreters, kunnen we zeggen dat sommige daarvan jammer genoeg structureel zijn. Andere vreters zijn gelukkig tijdelijk. Wanneer je naar de toekomst kijkt, heb je een voorgevoel over de energievreters die je nog gaat tegenkomen. Voor een deel zijn dat de ‘structurele energievreters’, voor een ander deel kunnen dat ook heel andere energieslurpers zijn. Bijvoorbeeld dat je je realiseert dat het weliswaar nu even goed gaat met je zieke vader, maar af en toe overvalt je een zwaar gevoel wanneer je je voorstelt wat er allemaal nog gaat komen. Of de werkdruk is enorm toegenomen en je bent bang dat dat alleen maar erger gaat worden; je maag knijpt samen.
Ook dit woord maakt eigenlijk alles duidelijk. Energiegevers zijn activiteiten of personen die heel veel energie lijken te geven. Nadat je zo’n activiteit hebt gedaan voel jij je weer helemaal opgeladen! Je hebt weer energie voor 10! Dit gevoel kun je ook krijgen van bepaalde personen. Ken je dat gevoel? Je stapt een volle trein in, iemand stapt opzij om je binnen te laten en zegt met een vriendelijk gezicht: “Druk hè?”. Meteen trekt dat warme gevoel door je heen. Deze mensen kunnen je leven positief beïnvloeden! Er zijn talloze situaties waarin je kunt voelen dat je iets ‘krijgt’ en dat dat je goed doet. Het kunnen grote of kleine dingen zijn (een zonvakantie of iemand die je brood smeert). Geniet hier zoveel mogelijk van. Het zal je namelijk helpen om meer te ontspannen en te genieten. Voor jou is het van belang goed te weten waarvan je energie krijgt.
Het belangrijkste is dat er een balans is tussen de zaken die je energie kosten en die je energie opleveren. Op zoek naar de perfecte balans houdt in dat jij jouw energievreters en energiegevers op een rijtje moet zetten.
De volgende oefening kan je daarbij helpen:
1. Pak een stuk papier en deel deze op in twee kolommen. Schrijf boven de linker kolom energievreters (dus: waar krijg je energie van) en boven de rechter kolom energiegevers (dus: wat kost je energie).
2. Ga nu de twee kolommen invullen. Je kunt zelf kiezen of je eerst de energiegevers of de energievreters beschrijft. Je kan ze ook kriskras door elkaar invullen. Het kan ook zo zijn dat je energiegever je op een energievreter brengt en andersom. Denk hierbij aan activiteiten, situaties personen, dagelijkse bezigheden en voeding. Blijf schrijven, zonder te stoppen! Neem echt tien minuten de tijd en denk nergens anders aan. Dit helpt je om je onderbewustzijn te activeren. Je kunt grote of kleine onderwerpen nemen, van het parkeerprobleem in de stad tot de reorganisatie op je werk. Schrijf alles op wat in je opkomt.
3. Leg je lijstje weg. Laat de lijst even een aantal uur of een dag liggen. Kijk er op een later moment nog eens naar en kijk of je nog meer onderwerpen kunt toevoegen. Pas als je zeker weet dat je lijst compleet is en dus niks meer weet, ga je naar de volgende stap.
4. Geef ieder onderwerp een cijfer. Maak nu voor iedere onderwerp op de lijst duidelijk hoeveel energie het je geeft of hoeveel energie het je kost. Dit kan je doen door eerst de energiegevers te beoordelen op een schaal van 1-10. 1 = geeft me een beetje energie en 10 = geeft me superveel energie. Doe hetzelfde voor de energievreters 1 = vreet een beetje energie en 10 = vreet superveel energie.
5. Pak nu een nieuwe stuk papier. Deel dit papier weer op in dezelfde twee kolommen. Werk van boven naar beneden. Bovenin zet je de meest energiegevende en de meest energievretende dingen. Laat de mate waarin iets energie geeft of vreet aflopen naar beneden.
6. Maak een plan. Begin bij voorkeur met onderwerpen waar je veel last van hebt en die relatief eenvoudig zijn aan te pakken. Pak niet al je punten tegelijk aan, begin bijvoorbeeld met twee punten. Kijk ook naar je energiegevers. Kun je deze vergroten? Dit is vaak makkelijker dan een energievreter verkleinen. Een kleine stap kan al een groot verschil maken. Ga je nu iedere week op bezoek bij je zieke tante? Maak hier één keer per twee weken van en bel eventueel tussendoor een keer.
7. Als je merkt dat de eerste twee punten resultaat opleveren, herhaal deze oefening dan. Je hoeft niet de hele lijst opnieuw te schrijven, maar bedenk of er nieuwe situaties zijn waar je iets aan wilt veranderen.