Creëer helpende gedachten

Creëer helpende gedachten

Ontrafel je problemen met het Gedachtenschema.

Gebeurtenissen bepalen je gevoel. Dat lijkt logisch, want als er iets naars gebeurt voel je verdriet of boosheid. Aan deze gebeurtenissen kan je niets veranderen, maar je hebt wel invloed op wat je denkt, voelt en doet en welke gevolgen dit heeft.

Met de theorie van het gedachtenschema, ook wel het G-schema genoemd, kan je op een handige manier je problemen ontrafelen. Het G-schema bestaat uit 5 G’s, namelijk:

1. Gebeurtenis -> 2. Gedachten -> 3. Gevoel -> 4. Gedrag -> 5. Gevolgen

Bijvoorbeeld:
Gebeurtenis: Ik bel een vriend. Hij neemt op, maar geeft aan dat hij geen tijd heeft.
Gedachten: Dat heb ik nou altijd! Nooit heeft iemand zin om met mij te praten. Zie je wel dat ze me niet aardig vinden. Wie wil er nou ook met zo’n stom figuur als ik omgaan?
Gevoelens: Gefrustreerd en verdrietig.
Gedrag: De rest van de avond series kijken.
Gevolgen: Korte termijn: Een rot avond. Lange termijn: Het wordt nog moeilijker om iemand te bellen. Negatief gevoel over mezelf.

Sta deze week stil bij welke gedachten, gevoelens, gedrag en gevolgen na situaties komen. Ook kan je deze bij situaties die al gebeurt zijn onderzoeken. Het geeft je inzicht in je eigen patronen van denken, doen en laten en creëert de mogelijkheid om hier op in te grijpen.

Vraag jezelf af:

  1. Gebeurtenis: Waar was ik? Met wie? Wat werd er gedaan/gezegd?
  1. Gedachten: Wat dacht ik? Wat zei ik tegen mezelf? Wat ging er door mijn hoofd?
  1. Gevoel: Hoe voelde ik mij?
  1. Gedrag: Wat deed ik? Waar was ik tevreden over? Wat zou ik anders willen doen?
  1. Gevolgen: Wat zijn de gevolgen op korte termijn? Wat zijn de gevolgen op lange termijn? Wat levert het mij op en wat kost het mij?

 

Bevraag je gedachten

Nu dat je weet welke gedachten voor je gevoel zorgen, kan je checken of deze gedachten eigenlijk wel kloppen. Je kan onderzoeken of er een betere denkwijze is. Zo kan je negatieve denkpatronen bevragen met:

  • Hoeveel bewijs heb je dat deze gedachte kloppend is?
  • Is dat wat je denkt al eens echt gebeurd?
  • Waaraan kan je zien dat je gedachten kloppend zijn?
  • Stel dat je gedachte waar is, wat is dan het ergste wat er kan gebeuren?
  • Stel dat dat gebeurd, hoe ga je er dan mee om?

Vervang niet helpende denkpatronen door helpende denkpatronen

Aan de hand van de antwoorden op de vragen die je net gesteld hebt, kan je jouw gedachten aanpassen.  Schrijf voor de remmende gedachte een helpende gedachte op.

Bijvoorbeeld:

Niet helpende gedachte:  Mijn vriend wilt niet met mij praten, omdat hij mij niet aardig vindt.
Helpende gedachte: Mijn vriend wilt niet met mij praten, omdat hij het druk heeft.

Niet helpende gedachte: Straks ben ik de reden dat het gesprek stilvalt, omdat ik iets doms zeg.
Helpende gedachte: Als ik blijf bij het onderwerp waarover gepraat wordt of als ik vragen stel, kan ik weinig verkeerds zeggen. Als het stilvalt, kan dat ook aan de ander liggen

Door de helpende gedachten op te schrijven, merk je dat er ook andere denkwijzen zijn. Sta stil bij de helpende gedachten die je voor de niet helpende gedachten in de plaats kan zetten. Het wordt steeds makkelijker om in je hoofd remmende denkpatronen om te zetten in helpende denkpatronen wanneer je vaak leest hoe je eerder negatieve gedachten hebt weerlegd. Als je dit vaak oefent, verdwijnen de niet helpende gedachten en creëer je zelf helpende gedachten.