Gebeurtenissen bepalen je gevoel. Dat lijkt logisch, want als er iets naars gebeurt voel je verdriet of boosheid. Aan deze gebeurtenissen kan je niets veranderen, maar je hebt wel invloed op wat je denkt, voelt en doet en welke gevolgen dit heeft.
Met de theorie van het gedachtenschema, ook wel het G-schema genoemd, kan je op een handige manier je problemen ontrafelen. Het G-schema bestaat uit 5 G’s, namelijk:
1. Gebeurtenis -> 2. Gedachten -> 3. Gevoel -> 4. Gedrag -> 5. Gevolgen
Bijvoorbeeld:
Gebeurtenis: Ik bel een vriend. Hij neemt op, maar geeft aan dat hij geen tijd heeft.
Gedachten: Dat heb ik nou altijd! Nooit heeft iemand zin om met mij te praten. Zie je wel dat ze me niet aardig vinden. Wie wil er nou ook met zo’n stom figuur als ik omgaan?
Gevoelens: Gefrustreerd en verdrietig.
Gedrag: De rest van de avond series kijken.
Gevolgen: Korte termijn: Een rot avond. Lange termijn: Het wordt nog moeilijker om iemand te bellen. Negatief gevoel over mezelf.
Sta deze week stil bij welke gedachten, gevoelens, gedrag en gevolgen na situaties komen. Ook kan je deze bij situaties die al gebeurt zijn onderzoeken. Het geeft je inzicht in je eigen patronen van denken, doen en laten en creëert de mogelijkheid om hier op in te grijpen.
Vraag jezelf af:
Nu dat je weet welke gedachten voor je gevoel zorgen, kan je checken of deze gedachten eigenlijk wel kloppen. Je kan onderzoeken of er een betere denkwijze is. Zo kan je negatieve denkpatronen bevragen met:
Aan de hand van de antwoorden op de vragen die je net gesteld hebt, kan je jouw gedachten aanpassen. Schrijf voor de remmende gedachte een helpende gedachte op.
Bijvoorbeeld:
Niet helpende gedachte: Mijn vriend wilt niet met mij praten, omdat hij mij niet aardig vindt.
Helpende gedachte: Mijn vriend wilt niet met mij praten, omdat hij het druk heeft.
Niet helpende gedachte: Straks ben ik de reden dat het gesprek stilvalt, omdat ik iets doms zeg.
Helpende gedachte: Als ik blijf bij het onderwerp waarover gepraat wordt of als ik vragen stel, kan ik weinig verkeerds zeggen. Als het stilvalt, kan dat ook aan de ander liggen
Door de helpende gedachten op te schrijven, merk je dat er ook andere denkwijzen zijn. Sta stil bij de helpende gedachten die je voor de niet helpende gedachten in de plaats kan zetten. Het wordt steeds makkelijker om in je hoofd remmende denkpatronen om te zetten in helpende denkpatronen wanneer je vaak leest hoe je eerder negatieve gedachten hebt weerlegd. Als je dit vaak oefent, verdwijnen de niet helpende gedachten en creëer je zelf helpende gedachten.